Foto: Franek Andrzejewski

Voor deze kapel beschikt ‘t Heidebloemke over drie documenten:
– 1656: Gelieren betaalt schatting “van dat huijsken”, of zoals elders “dat heyligh huysken”, waarmee zonder twijfel een kapel is bedoeld;
– 1753: Aert Spaepen alias Baeten aan die capelle
– 1790: Jan Spaepen huijs ende hoef over de capel


olvkapelDe huidige kapel werd herbouwd in 1902 en verplaatst, vooral door toedoen van pastoor Theunissen en kanunnik Broex. Ze werd met stro bedekt – zie bijgaande foto – en is van vrij mooi architecturale structuur: octogonale bakstenen kapel uit begin XX (?), onder piramidale bedaking (kunstleien) met dakruiter, voorzien van drie vijfzijdige absidiolen en een overluifeld, rechthoekig portaal, mijtervormige vensters en een spitsboogdeur. De vorige kapel dateert van even na 1872, toen de spoorlijn door Gelieren werd getrokken, vlak langs de toenmalige kapel. Toen stond de kapel ietwat lager als nu, op de berm, ontstaan door het nivelleren van het spoordek. De kapel werd bouwvallig door het daveren en men besloot ze af te breken en hoger op de Booteberg te plaatsen. Deze bouwvallige kapel moet dateren uit 1802. Want bij de bouw van de huidige kapel in 1902 werd een mergelsteen, die herhaardelijk was gewit en oververfd, teruggevonden en hij was voorzien van het jaar 1802 en die steen werd telkens geplaatst in de voorgevel van de opeenvolgende kapellen.
1924940_10152255074674711_509543705_oDe oude linden – bijna tot verdwijnen gedoemd onlangs toch tijdig gered – voor het “gelèèg Boote” behoorden blijkbaar tot het terrein van de kapel, die trouwens toen links er van iets lager stond. Rond die kapel en onder die linden vergaderde waarschijnlijk de “heerwagen” van Gelieren voor het treffen van gemeenschappelijke beslissingen. Het was het “hart” van deze wijk.

 

Bron: ‘t Heidebloemke

Foto helemaal bovenaan: Franek Andrzejewski